Mijn basisschool had een grote sporthal waarin vaak handballers en
volleyballers rondliepen. Dit waren, ondanks dat zij nog maar 14 tot 16 jaar
waren, lange, sterke jongens. Als 7-jarige kon ik alleen maar naar boven
kijken; het waren de helden van de school.
In deze sporthal stond ook hoog op een muur en in mooie Romeinse letters
geschreven: “Mens sana in corpore sano”[1] (Een gezonde geest huist in
een gezond lichaam). In onze sportles
gebeurde overigens niet zo veel, meestal wat gymnastiek of lekker een potje
voetbal.
Ik liep iedere ochtend een stukje samen met mijn moeder op naar school. Zij
ging daarna rechtsaf en ik linksaf. Tijdens dat korte stukje gaf mijn moeder
mij rekensommen die ik moest oplossen en uit het hoofd leren. Iedere ochtend
weer. En weer. Totdat ik de sommen kende. Wiskunde ging me later nooit meer zo makkelijk
als in die tijd. Mijn moeder zei ook altijd: “Repetitio est mater studiorum” (Herhaling is de moeder van studeren).
Nee, in het Roemenië
van de
jaren ’80 van de vorige eeuw hadden we het niet over zaken als “Carpe diem” of
“Hora est”. Individuele ontwikkeling of promoveren was slechts weggelegd voor
enkelen in de hoofdstad.
Wat heeft dit met roeien te maken? Voor al heel wat jaren geef ik
roeiles. Ik ben ook geïnteresseerd geraakt in hoe mensen leren en in de theorie
van het roeien. Ik ben in het bezit gekomen van een instructeur- en coachdiploma.
Op een gegeven moment vroeg ik me wel af wat het verschil is tussen al die namen:
wanneer ben je instructeur? Trainer? Coach? De eerste stop om achter een
antwoord te komen, was in de ´Van Dale´ kijken. De definities zijn als volgt: een
instructeur is iemand die les geeft. Een
trainer is iemand die sporters traint; een
oefenmeester. Een coach is iemand die
sporters adviseert en begeleidt. Eigenlijk maken ze alle drie gebruik van dezelfde
instrumenten, maar hebben ze een net iets ander doel. Voor de ene ´leren´, de
ander ´oefenen´ en de laatste: aan wedstrijden meedoen.
Ik heb best wat roeiers gezien die bezig waren met het beoefenen van hun
favoriete sport. De sportbelevenis van de meeste volwassenen is dat in het uur dat
zij op het water zijn, die tijd het liefst wil besteden aan hard werken, aan
zweten. Een algemene opbouw van een sessie bestaat uit kort inroeien, een paar
oefeningen en daarna lekker aan de bak. Naar mijn inschatting ben je op deze
manier maar 30% tot 40% van de tijd bewust bezig met techniek. De rest van de
tijd ben je bezig met “naar zuurstof te zoeken.”
Hoe het zit met de kwaliteit van je training? Ongeveer in dezelfde
verhouding, zou ik durven stellen. Bewegingswetenschapper Kleshnev zegt in zijn
nieuwsbrief van maart 2013 (www.biorow.com):
“Er zijn twee belangrijke factoren die de
kwaliteit van de roeihaal aantasten: het tempo en de vermoeidheid”. Ga je dus
alleen maar hard roeien, dan heb je grote kans dat je alleen maar slechte roeitechniek
aan het oefenen bent.
Met andere woorden: als mijn inschatting klopt, dan zijn veel roeiers de
meeste tijd bezig met dingen die de kwaliteit van de roeihaal aantasten. Dus
wat oefen je dan het meest? Die Repetitio
est…? Ja… Helaas… Mijn pleidooi is dan ook te blijven investeren in technisch
goed roeien door ontelbaar veel goede herhalingen met weinig kracht, weinig zweet,
weinig haast. Heel veel voelen wat je doet. Zo heb je de beste kans dat je de juiste
beweging onder de knie krijgt. En niet andersom. De sportieve kant (het zweten)
moet zeker aan bod komen, maar er moet een goede balans in zitten. Wil je een
intensieve training doen? Geen probleem, maar zorg dat je in de pauzes tussen
de blokjes niet ontploft maar technisch blijft roeien. Ook in light. (Ja, ik heb het al vaker gezegd:
“Alleen de beste ploegen kunnen paddelen.”)
Op deze manier zorg je ervoor dat die verhouding tussen inspannen en goed
roeien gezond blijft.
Herhalen, herhalen, herhalen… Wat je oefent, dat ga je leren. Repetitio est mater studiorum…
Tot slot: een rekensom. Stel dat je een (nieuwe) beweging wilt oefenen.
De volledige 60 minuten op het water gebruik je om te oefenen op tempo 22. Dat
betekent dat je die beweging ongeveer 1.300 keer repeteert. Als je de “10.000
uur-regel” (kort door de bocht)
vertaalt naar het “10.000 keer nadoen” voor het leren van een (nieuwe)
beweging, dan moet je meer dan zeven volledige sessies aan die beweging besteden.
Best veel hé?! Een heel blok om maar één beweging te leren? Zijn er vrijwilligers
met doorzettingsvermogen?
[1] Ook de motto van RSC Anderlecht Bruxelles.