dinsdag 28 januari 2014

Kijk eerst in de spiegel

Een opmerking van een Oekraïense collega maakt mijn analyse van het medialandschaap nog duidelijker: “Als ze iets over buitenland in de krant schrijven, is het daar altijd slecht, terwijl hier alles goed loopt”. Voorbeleden: corruptie, mensenrechten, etc. Wat de desbetreffende journalisten op dat moment niet doen is om eerst in de spiegel te kijken.
Wat zie je hier, in Nederland?
  • Politici van alle verschillende partijen gebruiken het overheidsgeld voor eigen zaak.
  • De rechten van de asielzoekers zijn niet vrolijk van te worden.
  • De bankiers frauderen met het geld van de burgers en gaan naar huis vrolijk met een dikke bonus.
  • Afluisteren van telefoon en e-mail zijn hier normaal geworden, terwijl Stasi zooo jaren 80 is.
  • Men praat over Bulgaren en Roemenen die de banen komen nemen, maar niemand praat over de malafide uitzendbureaus die door Nederlanders gerund zijn.
  • Men praat over drugschandalen, maar niemand zegt dat de drugs juist door de Nederlandse jeugd geconsumeerd is.
Maar als je een artikel in de krant over buitenland leest, zie je nooit tussen de regels een referentie naar: “Hier gebeurt het ook, mensen”.

zaterdag 11 januari 2014

Repetitio est mater studiorum

Mijn basisschool had een grote sporthal waarin vaak handballers en volleyballers rondliepen. Dit waren, ondanks dat zij nog maar 14 tot 16 jaar waren, lange, sterke jongens. Als 7-jarige kon ik alleen maar naar boven kijken; het waren de helden van de school.

In deze sporthal stond ook hoog op een muur en in mooie Romeinse letters geschreven: “Mens sana in corpore sano”[1] (Een gezonde geest huist in een gezond lichaam). In onze sportles gebeurde overigens niet zo veel, meestal wat gymnastiek of lekker een potje voetbal.
 
Ik liep iedere ochtend een stukje samen met mijn moeder op naar school. Zij ging daarna rechtsaf en ik linksaf. Tijdens dat korte stukje gaf mijn moeder mij rekensommen die ik moest oplossen en uit het hoofd leren. Iedere ochtend weer. En weer. Totdat ik de sommen kende. Wiskunde ging me later nooit meer zo makkelijk als in die tijd. Mijn moeder zei ook altijd: “Repetitio est mater studiorum” (Herhaling is de moeder van studeren). Nee, in het Roemenië van de jaren ’80 van de vorige eeuw hadden we het niet over zaken als “Carpe diem” of “Hora est”. Individuele ontwikkeling of promoveren was slechts weggelegd voor enkelen in de hoofdstad.

Wat heeft dit met roeien te maken? Voor al heel wat jaren geef ik roeiles. Ik ben ook geïnteresseerd geraakt in hoe mensen leren en in de theorie van het roeien. Ik ben in het bezit gekomen van een instructeur- en coachdiploma. Op een gegeven moment vroeg ik me wel af wat het verschil is tussen al die namen: wanneer ben je instructeur? Trainer? Coach? De eerste stop om achter een antwoord te komen, was in de ´Van Dale´ kijken. De definities zijn als volgt: een instructeur is iemand die les geeft. Een trainer is iemand die sporters traint; een oefenmeester. Een coach is iemand die sporters adviseert en begeleidt. Eigenlijk maken ze alle drie gebruik van dezelfde instrumenten, maar hebben ze een net iets ander doel. Voor de ene ´leren´, de ander ´oefenen´ en de laatste: aan wedstrijden meedoen.
 
Ik heb best wat roeiers gezien die bezig waren met het beoefenen van hun favoriete sport. De sportbelevenis van de meeste volwassenen is dat in het uur dat zij op het water zijn, die tijd het liefst wil besteden aan hard werken, aan zweten. Een algemene opbouw van een sessie bestaat uit kort inroeien, een paar oefeningen en daarna lekker aan de bak. Naar mijn inschatting ben je op deze manier maar 30% tot 40% van de tijd bewust bezig met techniek. De rest van de tijd ben je bezig met “naar zuurstof te zoeken.”

Hoe het zit met de kwaliteit van je training? Ongeveer in dezelfde verhouding, zou ik durven stellen. Bewegingswetenschapper Kleshnev zegt in zijn nieuwsbrief van maart 2013 (www.biorow.com): “Er zijn twee belangrijke factoren die de kwaliteit van de roeihaal aantasten: het tempo en de vermoeidheid”. Ga je dus alleen maar hard roeien, dan heb je grote kans dat je alleen maar slechte roeitechniek aan het oefenen bent.

Met andere woorden: als mijn inschatting klopt, dan zijn veel roeiers de meeste tijd bezig met dingen die de kwaliteit van de roeihaal aantasten. Dus wat oefen je dan het meest? Die Repetitio est…? Ja… Helaas… Mijn pleidooi is dan ook te blijven investeren in technisch goed roeien door ontelbaar veel goede herhalingen met weinig kracht, weinig zweet, weinig haast. Heel veel voelen wat je doet. Zo heb je de beste kans dat je de juiste beweging onder de knie krijgt. En niet andersom. De sportieve kant (het zweten) moet zeker aan bod komen, maar er moet een goede balans in zitten. Wil je een intensieve training doen? Geen probleem, maar zorg dat je in de pauzes tussen de blokjes niet ontploft maar technisch blijft roeien. Ook in light. (Ja, ik heb het al vaker gezegd: “Alleen de beste ploegen kunnen paddelen.”) Op deze manier zorg je ervoor dat die verhouding tussen inspannen en goed roeien gezond blijft.

Herhalen, herhalen, herhalen… Wat je oefent, dat ga je leren. Repetitio est mater studiorum…

Tot slot: een rekensom. Stel dat je een (nieuwe) beweging wilt oefenen. De volledige 60 minuten op het water gebruik je om te oefenen op tempo 22. Dat betekent dat je die beweging ongeveer 1.300 keer repeteert. Als je de “10.000 uur-regel”[2] (kort door de bocht) vertaalt naar het “10.000 keer nadoen” voor het leren van een (nieuwe) beweging, dan moet je meer dan zeven volledige sessies aan die beweging besteden. Best veel hé?! Een heel blok om maar één beweging te leren? Zijn er vrijwilligers met doorzettingsvermogen?

[1] Ook de motto van RSC Anderlecht Bruxelles.

Radio

Naar radio luisteren vind ik heel leuk. Speciaal in de keuken vind ik het heel gezellig om de radio aan te doen. Maar af en toe is die radio in de keuken niet zo helder: de antenne staat niet goed, het weer is bewolkt, etc., in ieder geval kon ik bijna niet verstaan van wat daar in de uitzending gebeurt. En toch blijft hij aan staan.

Tot vandaag heb ik niet begrepen wat mijn reden is om hem minuten lang zo te laten doen. Je weet dat hij daar is, maar je hoort eigenlijk niets van wat hij zegt. Maar ik weet het: mijn groot-oma had een radio dag en nacht aan. Ze kon bijna niet meer horen, je moest hard met haar praten. Naar onze regelmatige vragen over de reden dat die radio nog altijd aan stond, zei ze altijd dat ze hem niet kon horen, dus wat maakte het uit.

Erfenis? Ik weet het niet. Ze is boven de 90 geworden en altijd een hele aardige groot-oma geweest.