maandag 22 april 2013

Innoveren... Nee


Enkele opmerkingen van kennissen op een rij:

* Voor de uitzending van 24 februari heeft een roeivriend me getipt op de uitzending van het NTR Podium programma over kinderen van het Conservatorium van Amsterdam, kinderen met uitzonderlijk talent. De vraag die centraal stond was "Hoe ga je om met een kind met een exceptioneel talent?" Enkele dagen na de emissie gekeken op Uitzendinggemist en als volgens gereageerd: "Ja, wat ik heb geleerd om met mijn roeiers te doen zijn coördinatieoefeningen". Kijk vanaf 30m29s. Nee, niet gedaan, het was op dat moment te laat in het seizoen om aan te beginnen.

* Een andere kennis van mij zei op een moment dat het roeien meer te maken heeft met ballet dan met boksen.

* Ongeveer in dezelfde periode heb ik het boek van Fritsch en Nolte, "Masterrudern", doorgebladerd. Het boek staat op de lijst voor de komende zomer. Daarin staat hoe je een volwassene roeier beter kan maken.

Deze dagen bij NK klein was een beetje hip om te praten over de Muda's en hun ballet les. Iedereen giechelen "Oh, wat interessant! Oh, wat goed!" Ja, inderdaad, heel fijn dat iemand, hoop ik, in die richting energie gaat stoppen. Coördinatie, daar gaat het over. En dat is hard nodig in een subtiele sport zoals roeien, speciaal voor de lichte roeiers. De Muda's zijn goede roeiers en hebben veel energie.

Kijk naar hun film van Avis van de afgelopen winter. Kijk daarna naar hun concurrentie, de lichte heren van Groot Brittannië (Film 1 en Film 2). Een lange weg te gaan, maar wel 4 jaar beschikbaar om dat niveau te bereiken.

Nee, het concept van coördinatieoefeningen in roeien is niet nieuw. Helaas worden al deze dingen pas nu in Nederland ontdekt. We lopen helaas al achter de feiten. Ook ik wist al enkele maanden geleden over het belang van een subtiele coördinatie in roeien.

zondag 14 april 2013

Af en toe te veel...


Niet zo lang geleden stond in NRC een grafiek met de ontwikkeling van de gemiddelde leeftijd sinds de jaren 50. Het verschil tussen mannen en vrouwen is niets nieuw. De grafiek laat zien een mannen gemiddelde leeftijd van 60 jaar rond het jaar 1950 en 73 jaar rond het jaar 2010.

Mijn vraag is of we, als mens in de westerse maatschappij, klaar zijn voor zo een lange leeftijd, zeg 75 jaar. Als ik aan mezelf denk als kind in de jaren ‘80, was voor een jaar of 15 niets veranderd: wij woonden in hetzelfde appartement, mijn grootouders werkten zoals altijd in hun eigenen boerderij met hun kippen, schappen en tomaten, mijn ouders hadden hun baan (één baan tot hun pensioen), het bos was hetzelfde, iedere lentevakantie wist ik wat mij te wachten staat, mijn moeder wist wel naar welke faculteit ik later zal gaan en wat ik zal doen. Geen verassing, geen stress, geen keuze-stress.

Daarna, in 1989, is de Revolutie gekomen, met het kapitalisme bij geplakt. Voor de zekerheid: ik ben niet principieel tegen kapitalisme, hoor! In een keer was alles anders. Je moest iets verkopen, je moest geld maken, je moest je bewijzen, je moest een vak kiezen dat geld zal brengen, het kwam een beeld van “all or nothing”. Ik wist niet meer wat goed was voor mijn toekomst, waarom maak ik enige keuzes, mijn lentevakanties waren niet meer dezelfde.

Als ik nu rond mij kijk, hier in Nederland, zie nog meer veranderingen bijna ieder moment: regeerakkoord dit, regeerakkoord dat, baan dit, baan dat, geld, banken, bonussen, crisis, woningmarkt, zorg, etc. Ik ben niet zo oud maar af en toe heb ik het gevoel dat het me te veel wordt: leren leven met onzekerheden.

Leren leven met onzekerheden, met veranderingen, zijn wij als mens in staat om dat te doen? “Vroeger” was dat maar voor 60 jaar, nu voor 75, misschien in de toekomst nog langer. Willen we dat, willen we zo veel veranderingen in zo een rap tempo in ons leven? Ik praat nu als specie, als mens, niet als Piet en Janneke.

Ik zelf weet het antwoord niet.

dinsdag 9 april 2013

Een kwartje valt als hij rijp is (versie 2)


Complimenten krijgen. Ja, dat is makkelijk na slechts één inspanning. Jouw manier van werken en communiceren is nieuw voor de groep, dus de kans dat jouw prikkel volledig raakt heel groot is. “Oh, ja, zo moet het”, “Oh, ja, nu begrijp ik het”, “Oh, ja, het kwartje valt nu”…

Er is een toch een andere, donkere, kant van een compliment krijgen in een dergelijke situatie. Als iemand zegt “Nu begrijp ik het” betekent dat dat die iemand tot dan toe niet tevreden was. Wat je ook hoort van leerlingen is “Oh, nooit van gehoord”. De ervaring zegt dat ze dezelfde boodschap het meerdere keren hebben gehoord, maar ze konden en wisten op dat moment niet (hoe) te horen. Ze waren niet rijp voor het luisteren. Dat maakt eigenlijk het verschil: een nieuwe iemand komt langs en de leerlingen begrijpen het. Het kwartje valt. Het kwartje is rijp. Toch heeft iemand veel eerder ervoor gezorgd om dat kwartje gezond te rijpen.

Een nadeel van regelmatig een groep coachen is dat je in een patroon blijft en jouw ploeg een beetje doof wordt. De atleet wordt niet meer geprikkeld. Nee, het is niet prettig voor jou als coach om dingen te vertellen, vervolgens naar jouw ploeg te kijken en te zien dat, ondanks jouw inspanning en goede bedoelingen, jouw roeier het nog steeds niet begrijpt. Je blijft op hetzelfde manier jouw aanwijzingen roepen, jouw roeier doet vervolgens nog steeds niet wat je zou willen, je roept nog een keer… en zo wordt de frustratie van beide kanten alleen maar groter en groter. De sleutel ligt heel vaak bij jou, de coach. De kunst in een dergelijke situatie is, dat jij, als coach, je hervindt, dat je nog een ander instrument probeert, dat je een andere prikkelt ontdekt.

Kritiek krijgen vind ik helemaal niet leuk. Ook goed bedoeld, hoor, het maakt niet uit. Twee nachten slaap ik slecht. Je besteedt zo veel energie erin en doet zo veel, en het is nog steeds niet goed... Hoe dan? Wat moet je wel doen? Nee, dat klopt niet! Nee, de kritiek is onterecht! Maar na twee dagen komt het gelukkig goed, je wordt rustig, je begrijpt dat die opmerkingen jou eigenlijk verder alleen maar helpen.

Waar begin je eigenlijk met het roeien? Je kunt niet zeggen: eerst een stap naar links, je gewicht langzaam verplaatsen en daarna een schot in de bal. Nee, dat werkt niet in roeien. De roeibeweging is een doorgaande cyclus, zonder een moment pauze tussenin. Hij begint nergens en hij eindigt nergens. Waar begint je dan als je iets wil veranderen? Bij de inpik? Bij het moment dat de bladen al in het water zijn? Bij de uitpik? Zo ga je door en door en zo kom je terug bij die inpik. En je mag opnieuw beginnen. Ik ken zelf geen recept, hoor. Wat ik heb ontdekt en tegenwoordig fijn vind is te denken in het patroon van een halve cyclus. Dat wil zeggen het voorbereiden van de volgende beweging. Als je een beweging goed wil krijgen, begin dan maar een half stapje eerder, met de voorbereiding van die beweging. De inpik hoort zo bij de recover, de hal bij de inpik, de uitpik bij de hal… en zo ga je door.

Later, op een moment, snappen jouw roeiers het wel “Oh, ja, nu begrijp ik het”, hun beweging begint de juiste vorm te krijgen en jouw geduld wordt gewaardeerd. Je hebt zin om nog verder te gaan, nog andere grenzen van het ingeslepen patroon te overschrijden. Je werkt aan het rijpen van het volgende kwartje.

woensdag 3 april 2013

HondenOVERLAST


Beste mevrouw T***ic,

U naam klinkt als een naam met Oost-Europese wortels. Ik kom ook uit Oost-Europa. Misschien bent u geboren hier in Nederland, dus u bent een gewone Nederlandse, maar ik kan gokken dat een van uw (groot)ouders ergens in Oost-Europa geboren is. Kunt u zich herinneren het moment waarop Geert Wilders het meldpunt voor Oost-Europeanen in elkaar heeft geknutseld? “De PVV opent vandaag een meldpunt voor overlast van Midden- en Oost-Europeanen. Iedereen met klachten over overlast, vervuiling en verdringing op de arbeidsmarkt kan er terecht, laat de partij weten.” Dat was ook vanwege de “overlast”. Hebt u met uw ouders toen erover gehad, wat vonden ze ervan? Vonden ze dat niet onterecht, dat Wilders van enkele uitzonderingen een regel maakte? Hij zette toen mensen tegen elkaar, of niet?

“Bewoners in Zuid hebben zich uitgesproken: ze hebben genoeg van de overlast van hondenpoep” schrijft u. Ik tel 22 gebruikers die een boodschap op uw webpagina achterlaten: 14 zijn negatief over honden (64%) en 8 relativeren over het woord “overlast” (36%). U schrijft vervolgens een artikel met 11 negatieve reacties en slechts 1 relativerende reactie:, dus een verhouding 92% tegen 8%. Wat zegt u in het eind van het artikel? “Naast de vele reacties van mensen met klachten, waren er ook een aantal reacties van bewoners die deze discussie ongepast en onzinnig vonden.” Vindt u deze verhouding eerlijk “vele” tegen “een aantal”? Dat kan Wilders ook zeggen tegen uw ouders: “Vele” Oost-Europeanen veroorzaken overlast, “een aantal” doen netjes.

Nog een voorbeeld: Amsterdam heeft een oppervlakte van 219 km2, waarvan een kwart water, dus 164 km2 droog land, inclusief gebouwen. Als die gebouwen 25% van de oppervlakte nemen, betekent dat 123 km2 effectieve ruimte. Er zijn in Amsterdam officieel 20000 honden. Als iedere hond 3 keer per dag naar buiten gaat en geen van de bazen de poep opruimt, worden er 60000 drollen per dag buiten gelaten. Stel dat een drol minimaal 10 dagen in zijn geheel blijft. Dat betekent dat u een hondendrol op iedere 200 m2 zouden moeten vinden (14m x14m). Ik besteed best veel tijd buiten en ik kan u verzekeren dat dat niet waar is. Dat betekent voor mij dat de meeste hondenbezitters wel hun hondenpoep opruimen. Wat doet u met uw artikel: een uitzondering in een regel vertalen, net zoals Wilders. Vertel even nog een keer aan uw ouders over regels en uitzonderingen.

De hele warme zaterdag van die april van enkele jaren geleden? Kunt u zich herinneren hoe het Vondelpark op zondag vol was met troep? Hebt u op die specifieke dag gehoord over boetes? Van welk geld heeft de Gemeente de hele troep opgeruimd? Ook van die hondenbelasting, hoor. Vindt u dat eerlijk, dat van het geld van mijn hond iemand anders troep wordt opgeruimd? Fietst u eens door de stad en ziet u eens de grote grijze vuilniszaken die de hele week op straat rond hangen? Die lijken mij veel groter en veel gevaarlijker voor het milieu dan een hondendrol. Hoeveel boetes verdeelt de Gemeente hiervoor? Fiets af en toe bij mij in de buurt en u kunt zwerfafval zien. Die komt niet van de hondenbezitters, hoor. Wie betaalt boetes daarvoor? U kruist de straat af en toe op rood. Hoeveel boete hebt u betaald voor op rood de straat oversteken? Oh, sorry, u doet dat nooit, maar nooit één van de bovengenoemde dingen. Excuus, u niet, inderdaad. Ook de 22 mensen die hebben gereageerd niet, hoor. Altijd de anderen, ja, dat is het, de anderen! De Gemeente moet boetes verdelen voor de ánderen die overlast veroorzaken!

Ik ken u persoonlijk niet, maar u veroorzaakt mij ook “overlast”, hoor. U gebruikt een fiets. Hebt u gelezen over “fietsoverlast” op de treinstations? Hebt u uw fiets altijd netjes geparkeerd, of af en toe wild op straat tegen een pal omdat dat handig was? Of u gaat met auto. Hebt u gelezen over “parkeeroverlast” in Zuid? Of misschien over asfalt, CO2-uitstoot en geluidsoverlast? U gaat met vakantie met een vliegtuig; veel vervuiling van de Buitenveldertse lucht, ook geluidsoverlast; denkt u voor een moment hieraan als u boven mijn huis vliegt naar uw vakantiebestemming? U doet regelmatig boodschappen bij Albert Hein en u koopt af en toe plofkip; daardoor krijg ik nog minder kwaliteitskip in de supermarkt. Vraag u uw ouders waar de echte Oost-Europese kip naar smaakt en vraag hen aan Wilders te vertellen wat de Nederlanders van de Oost-Europeanen kunnen leren over lekker eten.

U zegt dat de hondenbezitters die aangesproken worden op hun gedrag een grote mond hebben. Is dat typisch voor de hondenbezitters of is dat typisch voor ons allemaal? Ik heb die moeder aangesproken die met haar kinderen in de bakfiets op rood tussen de auto’s de straat oversteekt; ik heb die oude mevrouw aangesproken die dwars door het park fietst; ik heb die ouders aangesproeken die samen met hun zoon de wilde vogels in het park met brood voeren en verteld dat dat voor de vogels niet gezond is; ik heb die man aangesproken die te hard in de 30 km-zone rijdt; ik heb die man aangesproken die in het stilte coupe aan het bellen was; één voor één vonden ze het aangesproken worden helemaal niet leuk. Wie vindt zoiets dan eigenlijk leuk? Geef mij graag een voorbeeld! Eén.

Begrijp me niet verkeerd: ik hou niet van hondenpoep op het grasveld. Wat ik tegen u wil zeggen: iedere drol heeft een verhaal achter zich. Ja, dat klopt. En ja, ik ruim niet altijd op: soms let ik niet goed op, soms poept mijn hond diep in de bosjes. En ja, ik ken een mevrouw van 80+ die een hond heeft en ik neem haar niet kwalijk als ze niet opruimt, ik heb haar hondendrollen liever dan haar alleen binnen voor een TV-scherm. En ja, mensen gaan met elkaar praten in het park en vergeten de drollen op te ruimen. En ja, de mensen zijn zat hondenbelasting te betalen zonder iets terug voor te krijgen, dat is hun manier om te protesteren. En ja, dat jong goedziende meisje wilde dat hondje toen ze 12 was, vond hem schattig, en nu, 6 jaar later, dat ze moet opruimen vindt ze het vies. En ja, zijn ook mensen die gewoon lui zijn en niets willen, die bestaan ook.

Bent u een van deze dagen bij Jozef Israëlskade langs geweest om met hondenbezitters te spreken, wat hun verhaal is? Als journalist, bent u niet benieuwd ook naar hún verhalen? Ik neem aan dat uw ouders ook een verhaal hebben waardoor ze naar Nederland zijn gekomen en zij willen ook dat naar hun verhaal geluisterd wordt voordat ze bestempeld zijn als Oost-Europeanen die alleen maar overlast veroorzaken.

Genoeg verhalen om een eerlijk artikel over honden en mensen te schrijven, zodat uw ouders weer trots op u kunnen zijn. Geen bankmakerij verspreiden, geen mensen tegen elkaar spelen, geen regel maken van een uitzondering! Succes!

Met vriendelijke groet.

maandag 1 april 2013

Een kwartje valt als hij rijp is (versie 1)


Complimenten krijgen. Ja, dat is makkelijk na slechts één inspanning. Jouw manier van werken en communiceren is nieuw voor de groep, dus de kans dat jouw prikkel raakt heel groot is. “Oh, ja, zo moet het”, “Oh, ja, nu begrijp ik het”, “Oh, ja, het kwartje valt nu”…

Er is een toch een donkere kant van een compliment krijgen in een dergelijke situatie. Als iemand zegt “Nu begrijp ik het” betekent dat, dat die iemand tot dan toe niet tevreden was. (Wat je heel vaak hoort als instructeurs van leerlingen is) Of “Oh, nooit van gehoord” (en dat is niet waar). Ze hebben het zeker zelfs meerdere keren gehoord, maar ze konden/wisten niet te luisteren. Ze waren niet rijp voor het luisteren. En zo komt een nieuwe iemand langs een keer en zij begrijpen het. Het kwartje valt. Het kwartje is rijp. Iemand heeft ervoor gezorgd om dat kwartje gezond te rijpen.

Dat is het nadeel van regelmatig een groep coachen. Je blijft in een patroon en jouw ploeg wordt een beetje doof. Jouw ploeg wordt niet meer geprikkeld. Niet prettig. Het is niet prettig voor jou als coach om dingen te vertellen, naar jouw ploeg te kijken en te zien dat, ondanks jouw energie, jouw roeier het nog steeds niet snapt. Je blijft roepen, jouw roeier doet het nog steeds niet, je roept nog een keer… en zo wordt alleen maar de frustratie van beide kanten hoger en hoger. De kunst is in een dergelijke situatie, dat jij, als coach, nog meer anders / nog een andere methode probeert.

Kritiek krijgen is helemaal niet leuk. Ook goed bedoelt, hoor. Twee dagen slaap je slecht. Jij besteedt zo veel energie erin en doet zo veel, en het is nog steeds niet goed... Hoe dan? Wat moet je wel doen? Nee, dat klopt niet! Nee, de kritiek is onterecht! Na twee dagen komt het goed, jij wordt rustig, jij begrijpt dat die opmerkingen jou eigenlijk verder alleen maar helpen.

Waar begin je eigenlijk met het roeien? Je kunt niet zeggen: eerst een stap naar links, je gewicht langzaam verplaatsen en daarna een schot in de bal. Nee, dat werkt niet. De roeibeweging is een cyclus. Hij begint nergens en hij eindigt nergens? Waar begint je dan? Bij de inpik? Ja, maar de voorbereiding is niet goed genoeg op dit moment. Bij het moment dat de bladen in het water zijn? Ok, dan maar bij de voorbereiding. Ja, maar de uitpik is niet goed. Ok, ok, ik begrijp het, een stapje daarvoor, bij de uitpik. Maar kijk, om dat krijgen heb je druk nodig op het blad… En zo ga je door, en zo kom je terug bij die inpik.

Ik heb zelf geen recept, hoor. Wat ik wel fijn vind is te denken in het patroon van de halve cyclus. Het voorbereiden van de volgende beweging. Als je dát goed wil krijgen, begin dan maar een half stapje eerder.
Later, op een moment, snappen jouw roeiers het wel “Oh, ja, nu begrijp ik het”, hun beweging begint vorm te krijgen en jouw geduld wordt gewaardeerd. Je hebt zin om nog verder te gaan, nog andere grenzen te overschrijden.