Na het bezoek van een mooie tentoonstelling ga ik in het restaurant voor lunch. Mooi, een chef-kok, biologische producten. Een mevrouw achter mij vraagt een broodje oude kaas: een grot sneetje met bovenop plakjes kaas, saladebladen en saus. Goed ziende, heerlijk waarschijnlijk.
De mevrouw zit aan dezelfde grote tafel, zo kan ik naar haar
af en toe kijken. Ze eet haar sneetje met een mes en vork. Vanaf dat moment kan
ik nergens anders kijken dan aan haar en alle beelden defileren voor mijn ogen:
bedrijfsrestaurant, oma en opa, ik.
Toen ik kind was, wilde ik het polenta-achtige bijgerecht
van mijn oma alleen met de hand eten, tegen de bedwelming van mijn ouders. Dat
polenta moest op een houten plank neergelegd worden en met een draad gesneden.
Alleen op dat moment was hij lekker. Mijn moeder kon polenta maken niet met
hetzelfde resultaat zoals mijn oma, net te slap. Het beeld van met-hand-etende
mijzelf blijft duidelijk in mijn hoofd.
Als ik in het bedrijfsrestaurant kijk, zie ik best vaak
collega’s die hun boterham met mes en vork eten. Heel vaak, te vaak eigenlijk,
houden ze het bestek zo onhandig, het bestek voelt ongemakkelijk, puzzelt, ze
hebben geen goede relatie, ze begrijpen elkaar niet goed, ze staan elkaar in de
weg.
Eerlijk gezegd: ik snap niets van. Ik snap niet hoe dat is
gekomen dat men niet meer met hand eet. De hygiëne is tegenwoordig zo goed, je
hoeft niets te vrezen. Moet ergens iets vinden over de geschiedenis van het
bestek, wanneer en waarom is dat in ons leven gekomen, voegt tegenwoordig iets
toe? En boterham met mes en vork?! Zo té!